Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Laat ons zeven mannen van zijn [11]zonen gegeven worden, dat wij hen [12]den HEERE ophangen te Gibea Sauls, [13]o, gij verkorene des HEEREN! En de koning zeide: Ik zal hen geven. 11. Dat is, van zijn nakomelingen, kinderen, of kindskinderen, enz. behorende tot het bloedhuis Sauls, vermeld vs.1. 12. Tot zijn eer, bij wiens naam de eed gedaan is van ons te verschonen; of om hem te bevredigen. 13. Gelijk zij verachtelijk in vs.5 gesproken hebben van Saul, zo spreken zij hier ter contrarie David zeer eerbiediglijk aan. Anders, des verkorenen des Heeren, verstaande zulks van Saul; dien zij alzo zouden noemen om zijn misdaad aan hen begaan, tegen den eed Gods, te vergroten.